37. Veni, Vidi, Vici

Titel in originele taal: Veni, Vidi, Vici
ISBN-nummer: 978-99030-37397-1
Eerste druk: November 2018
Uitgeverij: Uitgeverij Casterman
Tekenaar: Giorgio Albertini
Scenarist: David B.

Caesar heet Alex met de van graad plaatsvervangend Perfect naar Samosata gezonden om werken voor zijn nieuwe bibliotheek te kopen. Ter plekke moeten ze onderhandelen met een aanhanger van Pompeius. Pompeius leidde een opstand tegen Caesar maar werd brutaal vermoord eer hij Caesar kon verslaan. Hij heeft echter nog veel aanhangers en een opstand dreigt over de regio. Ook in Samosata zijn er opstandelingen die Caesar weg willen en putten moed uit het oprukkend leger van Pharnaces. De voorhoede is reeds aangekomen aan de rand van de stad en in de persoon van Arbaces stuurt hij een gezant naar de groep van Telomnius met de vraag hun klaar te houden om de wapens op te nemen.

Alex en Enak logeren bij Livia, weduwe van de Caesar getrouwe Agrippa. Op hun weg naar de villa kruisen ze het pad van Arbaces en zijn kompanen en vanzelfsprekend wil hij hen doden. Het misluikt maar hij heeft nu wel zijn aanwezigheid prijs gegeven.

Die nacht verzinkt Alex in een diepe slaap en begint al slaapwandelend aan een tocht, op de voet gevolgd door Enak. Samen komen ze terecht in het bos naast de villa en als Alex wakker wordt staan ze in een ondergronds gangenstelsel waarin een massa beelden van goden staan opgesteld. Iedere God heeft zijn gang en Alex heeft al snel door dat iedere gang leidt naar de tempel van de overeenstemmende God. Ze besluiten de gang van de God Jupiter te volgen omdat deze uitkomt nabij de bibliotheek waar ze eerder al waren en waar ze hun weg kennen. Als ze in de tempel aankomen merken ze dat er ondanks het nachtelijke uur nog een massa mensen op de been zijn. Met de nakende dreiging van Pharnaces is massahysterie niet meer ver weg, zo besluit Alex.

Tijdens hun tocht door de stad krijgen ze het aan de stok met enkele dronken mannen die een meisje willen aanranden. Onder bescherming van Alex en een patrouille Romeinse soldaten escorteren ze Callisto weg en passeren ze aan "de tempel van de angst" waar een reuzin op de tempelmuur zit. Ze beweert de angst te zijn en wanneer de stadbewoners vragen om de muur niet te onteren door erop te zitten, verklaart ze zelf de angst te zijn en dat ze dus op haar muur zit. Wanneer de legionnairs opdagen verdwijnt ze samen met Callisto in het niets. Hoewel de reuzin dankbaar is om Alex hulp is ze toch een handlanger van Arbaces. Haar optreden was dan ook de vonk die nodig was om de gevechten in de stad te laten losbreken. Bewapenende slaven keren zich tegen de burgers en jagen iedereen over de kling. Gelukkig kon Alex zijn vriendin Livia en haar getrouwen nog tot in de tunnels loodsen zodat ze ongedeerd bleven. Als de geluid van de angst verdwenen is komen ze uit de tunnel en staan ze oog in oog met Julius Caesar. Hij was te laat om de stad te redden maar komt net op tijd om de slag met Pharnaces aan te gaan. Het leger van Caesar is oppermachtig en na de slag liet hij dan ook de woorden Veni Vidi Vici optekenen. Ik kwam, ik zag en ik overwon.
Na de slag gaat Alex op zoek naar de reuzin maar kan geen spoor van haar terugvinden, net zo min als Arbaces.