1. Het sein staat op rood

Titel in originele taal: La Grande Menace
ISBN-nummer: 978-9030-33032-5
Eerste druk: 1954
Uitgeverij: Uitgeverij Casterman
Tekenaar: Jacques Martin
Scenarist: Jacques Martin
"Het sein staat op rood" is het eerste deel uit de serie van "Lefranc" dat getekend en geschreven werd door Jacques Martin. De eerste platen verschenen in het weekblad "Kuifje" op 3 juni 1952 en kwam in 1954 uit in albumvorm.
Terwijl Jacques Martin samen met zijn jeugdvriend in de Vogezen rondliep in 1951, bracht deze laatste hem naar de tunnel van Bussang een paar kilometer ten noorden van de Ballon d'Alsace. Deze tunnel werd ten tijde van W.O.II door het Duitse leger gebruikt als lanceerplatform voor de V1 om Parijs te vernietigen.

Getroffen door de verbeelding, verzon hij tijdens de terugreis een politiek verhaal en sprak er bij zijn thuiskomst onmiddellijk over met de directie van "Kuifje". Zij vonden het een uitstekende verhaal, maar wilden niet dat hij het maakte. Hij moest immers aan Alex werken. Jacques Martin drong echter aan en mocht aldus één album maken op voorwaarde dat de personages van Alex en Enak erin verwerkt zouden worden, aangepast aan de toenmalige actuele tijd.
Dit werd aanvaard op voorwaarde dat de karakters van Alex en Enak transponeert naar actuele tijd.

Omdat Alex een Galliƫr was besloot de auteur dat zijn alter ego een moderne Frank moest worden. De naam werd hiervan afgeleid naar "Guy Lefranc", een verslaggever in de lijn van Joseph Kessel (1898-1979) en Albert Londres (1884-1932), die beiden een avontuurlijk leven leidden in alle uithoeken van een wereld. De vervanger van Enak werd "Jean Jean". Dit was de bijnaam van een jongen die in de buurt van Martin woonde en waarop diens moeder onophoudelijk riep. Tenslotte moest er ook een vijand gezocht worden. Het werd "Axel Borg", een elegant en ridderlijk man die enkel geld als drijfveer heeft. Zijn naam komt van het Deens stadje "Axelborg".

Het sein staat op rood wordt alom aanzien als een klassieker in het moderne beeldverhaal en dit eerste verhaal begint wanneer Lefranc gedwongen wordt om de achtervolging in te zetten op een Bentley die onrechtmatig Frankrijk binnen is gereden. Terwijl Lefranc zijn getuigenis laat afnemen door Inspecteur Renard wordt de wagen teruggevonden. De journalist zijn nieuwsgierigheid is gewekt en hij besluit de zaak te onderzoeken.
Zijn onderzoek brengt hem tot in het dorpje Riquewhir waar het spoor naar het Kasteel van Koenigsberg wijst. In een torenkamer ontdekt hij een lijk. De moordernaar probeert zich eveneens van Lefranc te ontdoen maar door tussenkomst van Jean Jean kan Lefranc het pleit in zijn voordeel beslechten. De moordenaar valt helaas uit het venster van de torenkamer en wordt later eveneens dood teruggevonden aan de voet van de toren.

Renard denkt dat ze te maken hebben met een groep misdadigers die de regering een ultimatum heeft gesteld. Goud betalen of een grote stad zal met de grond gelijk gemaakt worden. Hun zoektocht brengt hen naar de "zwarte toren" waar ze voor het eerst kennismaken met Axel Borg, de eigenaar van de toren.
Lefranc en de Inspecteur ontdekken dat de fabriek van Borg in verbinding staat met de Zwarte toren en hun vermoeden wordt bevestigd. Renard vertrekt naar Parijs om verslag uit te brengen aan de regering en Lefranc zet het onderzoek verder. Dit onderzoek onthuld al snel dat Borg inderdaad van plan is om Parijs te vernietigen. Hij beschikt over een raket met een atoomlading en deinst er niet voor terug om deze te lanceren. Lefranc gaat samen met het leger en politie in de tegenaanval om de aanslag te vereidelen. Komen ze nog op tijd om Parijs van de ondergang te redden?