16. Asterix en de Helvetiërs

Titel in originele taal: Astérix chez les Helvètes
ISBN-nummer: 9067-93028-8
Eerste druk: 1970
Uitgeverij: Dargaud Uitgeverij
Tekenaar: Albert Uderzo
Scenarist: René Goscinny
Gaius Delerius, de gouverneur van Condatum is aangestgeld voor een tijdelijke periode en heeft besloten om zich in deze korte periode zo snel mogelijk te verrijken op kosten van de belastingbetaler. Hij doet hiervoor beroep op zijn handlanger Appius Eucaliptus, die tevens instaat voor het innen van de belastingen. Samen zorgen ervoor dat ze rijk worden maar ook dat er bijna geen geld naar Rome wordt gezonden. Dit is ook de mensen aan het thuisfront niet ontgaan en ze zenden een questor naar Condatum. Claudius Centus moet de boeken controleren, maar vanzelfsprekend ziet Delerius dit niet zitten.

De goeverneur grijpt naar radicale middellen en vergiftigd de quastor. Terwijl hij helse pijnen doorstaat draagt hij zijn ordonnans op om op zoek te gaan de enige persoon die hem kan genezen. De Druïde van het Gallische dorp. Panoramix, geëscorteerd door Asterix en Obelix reizen onmiddellijk af naar de zieke man waar hij moet vaststellen dat enkel de toverdrank de man kan redden. Om de toverdrank te maken moet hij helaas een zilverster hebben. Dit bloempje groeit enkel in de bergen van Helvetica en bijgevolg stuurt hij de twee krijgers naar het land van de hoge bergen. De quastor wordt naar het Gallische dorp gebracht omdat dat de enige plaats is waar hij veilig is voor de Romeinen.
Omdat Gaius Delerius er alles wil aan doen om de twee vrienden te laten falen stuurt hij zijn rechterhand Eucaliptus naar Diplodocus, de Gouveneur van Helvetica. Deze krijgt de opdracht om kost wat kost te twee Galliërs uit te schakelen. Dit zou immers betekenen dat Claudius Centus zou terechtgesteld worden als vergelding. Diplodocus schiet dadelijk in aktie en zet de jacht in op de beide mannen die ondertussen reeds hun intrek genomen hadden in de herberg van Biotix. De herbergier weet dat zijn herberg niet veilig genoeg is en brengt ze naar de bank van zijn vriend Zurix die ze in één van zijn kluizen onderbrengt waardoor ze veilig zijn voor de nacht.

De volgende ochtend trekken de beide mannen in het gezelschap van Biotix naar de bergen. Ze worden helaas al snel herkend door Gaius Infarctus; een romein die ze daags voordien uit de rivier hadden gered. De klopjacht gaat hierop door maar beide vrienden kunnen toch uit hun handen blijven. Meer zelfs, ze kunnen een zilverster plukken en de terugreis ongestoord aanvatten.