Een Romaanse zuil Carthago werd in de negende eeuw (volgens de overlevering in 814) gesticht als kolonie van de Fenicische handelsstad Tyrus en diende als tussenstation voor de Fenicische handelsvloot op weg naar Spanje. Het handelsgebied van de Feniciërs strekte zich uit tot ver buiten de Middellandse Zee; Sierra Leone en zelfs de Britse eilanden werden aangedaan. Hun schepen vervoerden alles wat de Oude Wereld te bieden had: goud en parels uit het Oosten, Tyrisch purper, slaven, ivoor, leeuwehuiden, Egyptisch linnen, Grieks vaatwerk, wijn, koper van Cyprus, Spaans zilver, Engels tin, ijzer van Elba,...

Omstreeks 600 werd Fenicië (gelegen op de smalle kuststrook tussen Syrië en Egypte) vernietigd door Nebukadnezar van Babylonië, zodat de kolonies in het Westen op zichzelf kwamen te staan. Tegen die tijd was Carthago dankzij haar gunstige ligging (een landtong in de Golf van Tunis, omringd door vruchtbaar landbouwland) de grootste en rijkste Fenicische stad geworden. De ontvoogde kolonies schaarden zich onder de vleugels van Carthago, dat het voortouw nam in de strijd tegen de voortrollende Helleense kolonisatiegolf.

De Griekse aanwezigheid in Noord-Afrika werd beperkt tot de kolonie Cyrene (die haar naam gaf aan het omliggende land, Cyrenaica), terwijl de westwaartse opmars van de Grieken gestuit werd door de Slag bij Alalia (ca 535). Tijdens deze zeeslag ontzegden de gecombineerde Etruskische-Carthaagde vloten de Grieken de toegang tot Corsica, dat Etruskisch bezit werd. De Helleense kolonisatie werd tot stilstand gebracht en de Etruskische en Carthaagse vloten werden oppermachtig in het westelijk deel van de Middellandse Zee.
Dit zou duren tot de slag bij Cumae (474) een einde maakte aan de Etruskische heerschappij in de Tyrrheense Zee. Hun rol werd overgenomen door Syracuse, de machtigste Griekse kolonie op Sicilië. Tijdens de eeuwen van haar bloei was Carthago voortdurend in conflict met Syracuse, met de heerschappij over Sicilië als inzet. De Grieken beheersten 2/3 van het eiland, de Carthagers bezaten het westelijk deel en de stad Panhormus (het huidige Palermo) aan de noordkust. De oorlog op Sicilië werd met wisselend geluk gevoerd zonder ooit tot een einde te komen door een volledige overwinning van één van beide partijen. Als de Carthagers bekwame generaals hadden, beheersten ze het ganse eiland, behalve de stad Syracuse, die zij nooit konden veroveren. Wanneer de Grieken onder een krachtige leider stonden (Dionysus, Agathocles, Pyrrhus), waren zij meester over het eiland maar konden nooit de Carthaagse stad Lilybaeum innemen.