12. De stad van de verloren God

Titel in originele taal: La cité du Dieu perdu
ISBN-nummer: 9064-21646-0
Eerste druk: 1987
Uitgeverij: Uitgeverij Le Lombard
Tekenaar: Grzegorz Rosinski
Scenarist: Jean Van Hamme

Thorgal en zijn gezellen hebben eindelijk Mayaxatl bereikt en samen met Kriss van Valnor trekt de viking ongemerkt tot binnen de muren om op zoek te gaan naar hun contactpersoon. In een donkere herberg kunnen ze contact leggen met de man. Ze kunnen hun ogen niet geloven wanneer ze zien dat het niemand minder is dan Hog, de aanvoerder van het leger van Ogotaï. De man zegt dat hoewel hij wel een Chaam is, hij toe genoeg heeft van het nodeloos bloedvergieten. Daarom ook dat hij de werkelijke missie openbaart. Ze moeten niet de helm van hun God stelen maar ze moeten de man vermoorden. Hoezeer Ogotaï ook monsterlijke dingen doet, Thorgal kan het niet opbrengen om een leven te nemen en stapt op. Kriss heeft nu hij weet waar zijn zoon zich bevindt immers geen vat meer op hem. Kriss is woedend en ze geeft de viking aan bij Nazca en zijn Zwarte Garde. De feeks neemt geen genoegen met het gevangen nemen van Thorgal en ze verraadt ook nog eens de kampplaats waar Aaricia en Tjall zich schuilhouden.

In zijn cel heeft Thorgal tijd om na te denken. Hij krijgt zelfs een visioen waardoor hij zich plots Xargos voor de ogen kan halen. Hij beseft hoe de vork in de steel zit en wil Ogotaï spreken. Nazca heeft natuurlijk andere plannen en haalt hem uit de cel om hem samen met Aaricia terecht te stellen voor de ogen van de hele stad. Als Aaricia haar man aanroept van de angst schiet Thorgal in actie. Hoewel hij ongewapend is en nog steeds gebonden stort hij zich op de bewakers van Aaricia. Hij beveelt haar om de tempel binnen te gaan omdat niemand haar daar durft volgen. Ze krijgt daarbij hulp van Kriss van Valnor die zich vermomd had als lid van de Zwarte Garde. Thorgal lijkt een vogel voor de kat maar dan zoeft er een pijl door de lucht. Tjall, is uit de handen kunnen blijven van de Zwarte garde en omdat hij dood gewaand werd kon hij onopgemerkt naderen en Thorgal ontzetten. Ze vluchten eveneens tot binnen de tempel maar voor Tjall is het te laat. Bij het binnengaan van de tempel wierp Nazca een dolk die hem dodelijk trof. Hij moet nu alleen nog zijn vrouw en de valse Kriss van Valnor terugvinden in het labyrint van de tempel.

De vrouwen zijn de eerste die oog in oog komen te staan met Ogotaï. Kriss aarzelt niet om haar opdracht uit te voeren en valt de man aan. Ogotaï had dit voorzien en laat een staaltje zien van zijn krachten. Hij stopt Kriss van Valnor en zij veranderd onmiddellijk in een heel oude vrouw. Een ramp voor de ijdeltuit die liever nog de God als slavin zou dienen dan oud zijn. Als Thorgal de vertrekken van Ogotaï bereikt ziet hij hoe de man, die Varth, zijn vader zou moeten zijn gek geworden is door de dood van vrouw, Thorgals moeder. Varth wil Aaricia meenemen en er een nieuwe godin van te maken op een andere plaats waar hij de mensheid opnieuw wil onderwerpen. Thorgal kan dit niet toestaan en gaat de confrontatie met zijn vader aan. Tijdens het gevecht lijkt Thorgal het onderspit te moeten delven maar niemand let op Kriss die Varth in de rug schiet. Alles is voorbij. Thorgal steelt een luchtschip en samen met zijn geliefde en de oude Kriss van Valnor vlucht hij weg uit het land van Qâ in de hoop dat hij nu eindelijk in alle rust kan genieten van een liefdevol leven met zijn vrouw.