Kuifje verschijnt voor het eerst op 10 januari 1929 in "Le Petit Vingtième", een wekelijkse kinderbijlage van "Le Vingtième Siècle", een Belgisch katholiek dagblad. Het verhaal beschreef de reis van een reporter naar het toenmalige communistische Moskou om de kwalijke kanten van het Bolsjewisme aan de kaak te stellen. De omstandigheden brachten Tekenaar Hergé ertoe een reporter te verzinnen, zonder er zelf een te moeten worden. In plaats van zelf uitgezonden te worden naar de brandhaarden van de wereld, stuurde hij Kuifje. Zelf bleef hij en uiterst geïnformeerde thuisreisiger totdat hij, toen Kuifje een tientallen jaren later zo'n beetje uitgereisd was, zelf de wereld ging verkennen.

Kuifje was praktisch meteen een succes. Wanneer er op donderdag weer een aflevering van de Avonturen van Kuifje verscheen werden er tweemaal meer kranten verkocht, later werd dit driemaal en nog later zelfs zes maal. Aan het eind van de tweede wereldoorlog nam de uitgeverij Casterman de albumuitgave van de verhalen over. Er viel nauwelijks tegenop te drukken: de vraag bleef maar toenemen. In de loop van de jaren werden in de hele wereld meer dan 120 miljoen albums verkocht. Het jaarcijfer steeg naar 4 miljoen naarmate de avonturen in steeds meer talen (ondertussen 50) werden verkocht. De kwaliteit van tekeningen en scenario's verklaart niet alles. Zoals in de beste romans zijn de verhalen stevig verankerd in een toetsbare werkelijkheid. Bovendien zijn de thema's actueel gebleven.

Ten slotte had Hergé een wonderbaarlijk vermogen om grote gebeurtenissen te voorzien, of het nu Pearl Harbor betrof of de eerste stappen van de mens op de maan. Een van de sleutels tot het succes vormt de exactheid van de details, vrucht van onvermoeibaar speurwerk en een aldoor uitdijend archief. Alle auto's zijn getrouw afgebeeld, wapens zijn overgenomen uit catalogi van wapenfabrikanten, camera's nagetekend van een Leica-advertentie, kleren haalde hij uit modebladen, enzovoort...
Na de oorlog richtte hij de Stichting Hergé op om de Avonturen van Kuifje te vergemakkelijken. Hij omringde zich met een team van jonge kunstenaars, ieder met een eigen specialiteit. Zijn eerste medewerker was Bob De Moor maar al snel volgden stripgrootheden als Edgar P. Jacobs en Jacques Martin.