>gebouwd door het Amerikaanse luchtvaart bedrijf Sikorsky onder de benaming S-48 maar kreeg de typebenaming R-5 van het Amerikaanse leger. Het was in 1943 ontworpen als een verbetering op de R-4, die aanschouwd wordt als de eerste echt operationele helicopter ter wereld. De R-5 moest meer lading kunnen dragen, sneller zijn en hoger en verder kunnen vliegen dan zijn voorganger.
De R-5 onderscheidde zich van de R-4 door een grotere rotordiameter en een nieuwe langere romp, ontworpen voor drie personen en piloot in tendem-zit. De R-4 werd uitgerust met een krachtige 450pk sterke Wasp Junior motor waaraan de helicopter zijn populariteit te danken heeft.

De eerste verkochte H-5 (typebenaming XR-5) maakte zijn eerste vlucht op 18 augustus 1943 en in maart 1944 bestelde de Amerikaanse Luchtmacht 26 machines om te testen (typebenaming YR-5A). Elf maanden later werd de eerste YR-5A geleverd. Deze bestelling werd snel gevolgd door een nieuwe bestelling van 100 R-5 toestellen voorzien van twee draagberries voor vervoer van gewonden maar er zouden slechts 34 stuks geleverd worden. Veertien van deze toestellen waren iedentiek aan de YR-5A, de overige 20 waren omgebouwd als driezitter (type benaming R-5D) met een bredere cabine met een tweezits achterbank en een neuswiel toegevoegd aan het landingsgestel. Optioneel kon dit type ook voorzien worden van een takel en een extra externe brandstoftank.
Vijf van de YR-5A test toestellen werden later omgebouwd in toestellen met dubbele besturing voor piloot en co-piloot (type YR-5E). De Amerikaanse zeemacht evalueerde eveneens drie R-5 toestellen onder de benaming HO2S-1.

Sikorsky ontwikkelde a snel een gewijzigde versie van de R-5, de S-51 met een grotere rotor diameter, grotere draagkracht en bruto gewicht en met een hertekend driewielig landingsgestel. Dit toestel vloog voor het eerst op 16 februari 1946 en bood plaats voor drie passagiers en een piloot. De S-51 was de eerste helicopter die ook verkocht werd aan de privé markt. Elf S-51 werden verkocht aan de USAF en kregen de typebenaming R-5F, terwijl er 90 stuks naar de zeemacht gingen onder type HO35-1 maar beter bekend stond onder de bijnaam "horse" (paard).
De S-51 werd in 1946 ook in productie genomen door de Britse Westland Aircraft company die het toestel onder licentie mochten bouwen. Het toestel kreeg de benaming S-51 Dragonfly en werd verkocht aan zowel de Britse lucht- als zeemacht. Alle toestellen werden uitgerust met een 500 pk krachtige Alvis Leonides motor. Deze motor gaf het toestel een topsnelheid van 165 km/u en een hoogteplafond van 14.000 voet (470 meter). In het totaal werden er 133 Westland-Sikorsky Dragonfly toestellen gebouwd. Westland ontwikkelde ook een erg aangepaste versie met de naam Widgeon, maar deze zou nooit in dienst worden genomen.

De U.S. Navy bestelde vier standaard S-51 toestellen van Sikorsky tegen eind 1946 voor gebruik in het poolgebied en operatie "Highjump" (operatie om als eerste een Amerikaanse basis op Antartica te hebben). Deze toestellen kregen de typebenaming HO35-1. Op kerstdag 1946 vloog Luitenant-Commandant M. Sessums de eerste piloot die met een helicopter over Antartica vloog. Hij vertrok vanaf het vliegtuigmoederschip "USS Pine Island". Het toestel had nu zijn deugdelijkheid wel bewezen en de eerste bestelling van de H035-1 werd snel gevolgd door nieuwe bestellingen. In 1948 werden 42 toestellen besteld. De Amerikaanse Navy rustte vele van haar schepen zoals vliegdekschepen, ijsbrekers kruisers en oorlogsbotems uit met haar H035-1 helicopters
Tegen februari 1948 had de Amerikaanse Marine haar eerste Helicopter Squadron "HMX-1" voorzien van zes H035-1 toestellen, vooral dienstdoend voor personen vervoer. Voor het zwaardere werk kreeg dit squadron negen Piasecki HRP-1 helicopters met dubbele rotor. In totaal zou de Navy 88 HO35-1 toestellen kopen.

Later zouden nog 39 extra en speciale reddingshelicopters aangekocht worden. Deze kregen de typebenaming H-5G. In 1948 zouden er zestien van deze toestellen uitgerust worden met vlotters en deze kregen de benaming H-5H.

Vele van deze H-5H toestellen werden opgebouwd voor gewonden-evacutie met draagberries hangend aan de buitenzijde van de romp. Er is weinig geweten over deze modificatie maar deze configuratie werd in 1950 buiten dienst genomen.

De typebenaming "R" ontstond onder het systeem van de "U.S. Army Air Force" en begon met de R-1 en eindigde met de R-16. In 1947 werd de benaming van deze dienst veranderd naar "U.S. Air Force" en ook de type aanduidingen van bijna alle vliegtuigen en helicopters veranderden. De R-5 werd H-5. Het Amerikaanse leger (Army) behield de oude benamingen tot in 1950 waarna ze ook haar eigen nieuwe benaming gaf aan haar toestellen. De verschillende benamingen zouden bestaan tot 1962. In dat jaar besliste het Amerikaanse ministerie van defensie dat alle toestellen over alle entiteiten heen dezelfde benaming moest krijgen (dit werd het tri-service system genoemd). Zo werd de H-5 de OH-5.

Gedurende zijn diensttijd werd de H-5/HO35-1 gebruikt als transport en reddingshelicopter en werd hij ingezet in verschillende humanitaire missies over de hele wereld. Hoewel de H-5 een krachtig toestel was voor de tijd, had het net zoals de meeste toestellen met één rotor problemen met de middelpuntvliegende kracht. Hierdoor werden extra verplaatsbare gewichten toegevoegd om balans problemen tegen te gaan. Soms werden deze gewichten ook gedumpt maar als de piloot deze niet meer kon recupereren dan werd het toestel ook soms geladen met kleine rotsblokken. Waren er geen tegengewichten aanwezig dan kon de helicopter slechts stabiel tegen 46 km/u vliegen.
In totaal zouden er zo'n 300 toestellen worden gebouwd.