Johan en Allis zitten nog steeds vast op het verdoemde eiland in de Hellemond. Tijdens een verkenningstocht rond het eiland ontdekken ze een verlaten sloep. Voetsporen leiden naar het binnenland. Als ze verder trekken komen ze opnieuw een sloep tegen. Ditmaal is het duidelijk de boot van Koos, de visser waarmee ze af ware gevaren. Niet veel later staan ze oog in oog met de man. Hij lijkt wel gek geworden en valt het duo aan.
Een visser is natuurlijk geen maat voor een geoefend ridder, maar Johan kan hun metgezel toch moeilijk doden. Met een welgemikte vuistslag kan hij de man neutraliseren. Het is ondertussen duidelijk dat het eiland allerlei onheilspellende hallucinaties oproept maar Allis heeft een mengsel gemaakt dat de effecten zo goed als neutraliseerd. Ze moeten het eiland verlaten willen ze niet helemaal gek worden. Net als ze willen inschepen komen ze ook in oog te staan met de bloeddorstige wezens van het eiland aangevoerd door Malfrat, de wrange. Het is een ongelijke strijd. Verzinsels kan je immers niet met wapens bestrijden. Johan en zijn gezellen lijken dan ook verloren. Maar dan krijgt Allis een idee. Ze verbrand de struiken die de hallucinerende geur verspreiden. De wezens smelten als sneeuw voor de zon. Helaas wordt nu ook duidelijk dat het eiland er in het echt helemaal anders uitziet.
Dankzij de sloep van Malfrat kan het trio de vissersboot bereiken. Ze heisen de zeilen en zetten koers naar de Hellemond waar een woeste storm op hun wacht. Als ze de vaargeul verlaten wacht hen echter een verrassing. De storm is gaan liggen en ze kijken tegen een heldere hemel. Ze zijn het eindeloze eiland kunnen ontvluchten. Malfrat wit van woede blijft achter en zweert om wraak te nemen.