Op een koude winteravond staat Johan voor de deuren van het slot van zijn oude strijdmakker
Roeland van Deurne. De leenheer heeft Johan verzocht om zijn kleinzoon op te leiden tot een
gerespecteerd ridder. Zijn zoon Rinardus sneuvelde aan zijn zijde voor de poorten van Jeruzalem tijdens de kruistochten en bij zijn thuiskomst stond
er plots een vrouw voor de poort. In haar handen hield ze een baby en ze beweerde dat het kind een zoon was van Rinardus. Rinardus moeder zag de
komst van het kind als een Godsgeschenk en besloot zich over het kind te ontfermen. Ze noemde het kind Gwion
en de bastaard groeide op als een vervelend kereltje. Nu dat Roeland een dagje ouder wordt vreest hij dat zijn leen in verval zal geraken als Gwion de
fakkel van hem ze overnemen. Hij hoopt dan ook dat Johan de erecode van de ridder kan bijbrengen en van de bastaard een rechtschapen man maakt.
Uit vriendschap aanvaard Johan zijn opdracht en de volgende dag gaat hij samen met de jongen de omgeving verkennen. Al snel merkt Johan dat niets is zoals het blijkt. Gwion is helemaal geen niksnut. Hij is belezen, spreekt Latijn en kan zeer goed om met de teugels van een paard. Mits de juiste opleiding zou de knaap een uitstekende kandidaat zijn voor de Ronde Tafel maar daar voelt zijn gedwongen leerling niet veel voor.
Bij hun terugkeer op het slot worden de mannen attent gemaakt op het feit dat Roeland er slecht aan toe is en dreigt te sterven. Hoewel de man wellicht de ochtend niet zal halen besluit Johan toch zijn vriend te bewaken. Verscholen achter een gordijn ziet hij hoe de bastaard een kelk wijn naast zijn opa zet met de bedoeling hem te vergiftigen. Hoewel nog steeds zeer zwak laat Roeland zijn kleinzoon arresteren, niet wetende hoe het nu verder moet. Roeland is gekweld door de beslissing en die nacht heeft hij een erge nachtmerrie. Hij schreeuwt zo luid dat Johan de kamer in snelt om zich van het kwaad te vergewissen. Buiten zijn vriend is er niemand maar toch beweert de leenheer dat Gwion in het vertrek was. Johan gaat naar de kamer van de jongen om antwoorden te krijgen maar het komt tot een klein handgemeen waardoor Gwion uit het raam springt, de woorden "Non dormit qui custodit" prevelend. Johan staat perplex bij het horen van die woorden maar wanneer hij enkele tellen later terug bij zichzelf komt volgt hij de jonge man en springt eveneens uit het raam in de slotgracht. Daar wacht hem de verrassing van zijn leven wanneer er uit het water een enorm monster opduikt. Hij kan de draak met zijn zwaard afwenden maar Gwion is verdwenen en de wachtposten blijken niets gezien te hebben. Hoe dan ook, de emotie van de nacht is Roeland fataal geworden. Een dienstmeid komt Johan het nieuws melden en Johan wil het nieuws aan zijn vrouw gaan melden wanneer hij te horen krijgt dat de vrouw al jaren geleden is overleden. Hij verneemt pas nu het ware verhaal. Tijdens zijn kruistocht werd zijn vrouw verkracht door een ridder van de ronde tafel. Het resultaat werd negen maanden later geboren. Het verklaart onmiddellijk waarom Gwion zo'n haat koestert tegen alles wat met ridders en de ronde tafel te maken heeft.
Johan kreeg de opdracht om iedereen die de woorden "Non dormit qui custodit" uitsprak naar hem toe te brengen. Hij volgt zijn opdracht en brengt Gwion naar de Magiër. Het gesprek tussen beiden verloopt niet zoals gewenst en al snel heeft Merlijn door dat hij aast op Merlijns positie. Hij plant de oude tovenaar een mes tussen de ribben en vertrekt om zijn competitie uit de weg te ruimen. Allis is in gevaar. Hoewel zwaar gewond kan Merlijn zich nog redden. Via magie komt Merlijn te weten dat de vader van de jongen niemand minder is dat Mordred, de gewezen ridder die meermaals hun ondergang heeft gezworen. Als het bloed van Mordred door de aderen van Gwion stroomt is het koninkrijk in gevaar. Johan moet kost wat kost Gwion achterna gaan en Allis redden uit de klauwen van haar belager.