Johan is samen met zijn schildknaap Chuck en Alfons de Beauchamp naar Warwick in Engeland om er wat op het landgoed van Alfons te bekomen van de laatste avonturen. Wanneer Heer Pynnock bezoek krijgt van zijn vriend Trudo van Wesemael en in plaats van in het lege kasteel van Horst te verblijven besluiten de twee ridders om Johan te verrassen door hem na te rijden. Hopelijk kunnen ze hem nog inhalen alvorens ze ingescheept zijn naar Engeland.
Al snel bereiken ze de haven van Damme waar Hugo een sinister zwart schip in de vaargeul ziet liggen. Het schip heeft een sloep uitgezet en ziet hoe enkele mannen naar de kade roeien. Hij slaat er verder geen aandacht op en gaat binnen in een herberg om de dorst te lessen. Ze worden er hartelijk ontvangen door de dienster en dan merken ze in een hoekje enkele schippers op die lelijk werden toegetakeld. Het meisje verteld dat de mannen twee dagen geleden wat vrijpostig werden en op hun plaats gezet werden door twee ridders. De twee ridders vertrokken gisteren richting Engeland. Trudo en Hugo weten zeker dat het Johan en Alfons waren maar hun gesprek wordt abrupt afgebroken wanneer enkele ruwe kerels binnen komen en amok beginnen te maken. Ze vallen de dienster en de vissers lastig maar hadden niet gerekend op de aanwezigheid van beide ridders die hen een lesje leren. Dan weerklinkt er plots een bevelende stem. Het is Origas, kapitein van de "Zwarte Arend" die de mannen beveelt terug te keren naar hun schip. Hugo vraagt of dat het schip is dat voor anker ligt en of ze geen lift kunnen krijgen naar Engeland. De kapitein bevestigd maar zegt dat ze naar het zuiden varen en niet naar Engeland. De vissers hebben de vraag van Hugo gehoord en als dank voor de tussenkomst van de ridders bieden ze hen aan om hen naar Engeland te brengen. De volgende ochtend wordt reeds uitgevaren.
Wat dichter bij de Engelse kust is de "Lukas" waarop Johan en zijn gevolg zitten in een zware storm terecht gekomen. Naast Chuck en Alfons is er ook een jonge freule uit Brabant, Geertrui genaamd en een jonge Schotse ridder Patrick de Ross aan boord. Het schip is uit koers geslagen en dreigt op de klippen te lopen. Gelukkig zien ze aan de horizon een groot vuur branden. De kapitein denkt dat het het baken is van North Foreland en laat richting het baken varen. Als Johan merkt dat ze recht naar de klippen zeilen is het reeds te laat. De "Lukas" beukt in op de rotsen en wordt over de hele flank opengereten. Alle opvarenden komen in het water terecht en Johan ziet hoe zijn vriend Alfons wordt meegesleurd door de stroming. Hij probeert zijn vriend te redden maar een sterke golf smakt hem tegen een rots waardoor hij het bewustzijn verliest. Hij dreigt te verdrinken maar dan rijkt een hand zijn zinkend lichaam. Het is Chuck die hem op het nippertje kan vastgrijpen en naar land sleuren. Johan is weer bij kennis maar heeft heel veel bloed verloren en is zeer zwak. Plots zien ze ook Geertrui en Patrick uit zee opduiken. De Schotse ridder kon de jonge vrouw uit het wrak redden en zwom naar de vuurtoren waar ze nu dus allemaal verenigd zijn.
De storm is gaan liggen maar dan zien ze een dreigend zwart schip voor anker gaan en ze begrijpen dat het piraten zijn die de vuurtoren gebruiken om hun slachtoffers in de val te doen lopen. Het is de "Zwarte Arend". Ze begrijpen dat de enige plek waar ze veilig zijn op de platform van de vuurtoren is. Ze kruipen naar boven waar ze klaarstaan om een eventuele aanval van de piraten te weerstaan. Vier piraten werden vooruit gezonden maar tegen Chuck en Patrick hebben ze geen schijn van kans. Kapitein Origas besluit dan om met de rest van de piraten ten aanval te trekken maar zijn opponenten weren zich als leeuwen en wanneer ook de dood gewaande Alfons opduikt worden hun kansen plots groter. Origas verliest de helft van zijn mannen en besluit de nacht af te wachten voor de finale aanval. Johan die terug wat kracht heeft weet dat ze een volgende aanval niet overleven en heeft een plan om de rovers een flinke klap toe te brengen. Ze zwemmen ongezien naar het piratenschip en snijden de ankertouwen door waardoor het schip op drift raakt en stuurloos richting klippen drijft. Eer dat de Kapitein en zijn bemanning beseffen wat er aan de hand is breekt de romp van het schip open. Dan maken ze zich klaar voor de grote strijd waarbij ze opeens de hulp krijgen van Hugo en Trudo.
De twee ridders hadden de "Zwarte Arend" gezien in de storm en toen het schip niet naar het zuiden voer, besloten ze het te volgen. Vanop een afstand zagen ze wat er gebeurde en besloten om in te grijpen op het juiste moment. Met de hulp van de twee extra ridders is het pleit dan ook snel beslist. Alle rovers, inclusief de kapitein, worden tot de laatste man over de kling gejaagd op een manier dat het bloed de branding kleurt.
Opgemerkt: