Groot is ieders verbazing wanneer de volgende dag de leider van de piraten zich bekent maakt. Het is Arbacès, de doodgewaande Griek die Alex en Enak al meerdere malen hebben moeten bekampen. Wanneer het Arbacès niet lukt om de stad gewapenderhand in te nemen, neemt hij - zoals gewoonlijk - toevlucht tot een list. De Griek laat zijn soldaten naakt dansen terwijl hij Alex en diens stadsgenoten toespreekt verkleed als Icarus. Terwijl hij de stadsbewoners bezig houdt, vallen zijn mannen de stad via de andere kant aan. Alex had dit echter voorzien en wacht de aanvallers op. Hierbij krijgt hij steun van Julia, de dochter van de legaat. Ze verweren hun dapper maar kunnen toch niet voorkomen dat de vijand voet aan de grond krijgt. De stad wordt ingenomen op een klein stukje na. Het stuk dat door Alex en zijn vrienden wordt verdedigt.
Al snel blijkt dat Arbacès hulp van binnenuit heeft gehad, maar als die hulp niemand anders is dan Numa Sadulus - in opdracht van Pompeius - is de verontwaardiging groot. Alle inwoners worden ofwel gedood ofwel gevangen genomen om als slaaf verkocht te worden. Enkel Alex, Enak en Julia kunnen ontsnappen door in de verwarring een bood te kapen en ermee weg te varen. Op het eerstvolgende eiland ontmoeten ze een oude bekende. Het is Quintus Arenus, ondertussen Gouveneur van het eiland Delos. In enkele woorden leggen ze hem het afgelopen drama uit en de Gouverneur besluit een strafexpeditie op touw te zetten.
De stad wordt al snel opnieuw veroverd maar van Arbacès en de verrader Numa Sadulus is er geen spoor zodat Alex samen met Enak en Archeloa terug kan keren naar Rome, om verslag uit te maken van de voorbije gruweldaden.